Werkend met het begrip ‘nationaal inkomen’ hebben de beoefenaren van de macro-economie zich genoodzaakt gezien een keuze te maken uit de twee tot de bedrijfseconomie behorende groepen van winstopvattingen, te weten: de nominalistische en de substantialistische winstopvattingen. Gewend als zij waren in hun beschouwingen te abstraheren van het gebeuren in de geldsfeer, hebben zij hun keuze laten vallen op de substantialistische winstopvattingen. Volgens de econoom Trompert ten onrechte. In een moderne kapitalistische volkshuishouding met geldverkeer, waarin producenten de eerste viool spelen, ligt – zoals ook Karl Marx in Das Kapital schrijft – de nadruk op het gebeuren in de geldsfeer. In de aard van het winstbegrip dient dat tot uitdrukking te komen.
Bevat een overzicht van de verschillende definities en modellen rond het begrip ‘winst’: het effectieve-vraag-model, het rentevormingsmodel, het ISLM-model. Gaat in op het begrip ‘winst’ in The General Theory van Keynes, de prijstheorie, investeringstheorie, en de bedrijfseconomie.
Als bijlage bij dit boek het werkboek “In onverstand”, een ‘confrontatie’ met de economische denkbeelden van Théodore Limperg.
Econoom Karel (K.) Trompert (Beverwijk, 1926), publiceerde “Een Amsterdamse lente: honderd jaar Limperg 1879 – 1979”, “Werkloosheid: een bedrijfseconomische benadering” en “Winst als economisch begrip”.
