“Lees maar, er staat niet wat er staat” 21 november 2014

Eddy van der Maarel is emeritus hoogleraar ecologische botanie en werkte onder meer aan universiteiten in Mexico en Zweden. Deze internationale omgeving wekte zijn belangstelling voor de verwantschap tussen veel Europese talen. Zijn interesse heeft hij uitgewerkt in 60 essays die de oeroude en vaak verrassende betekenissen blootleggen van alledaagse woorden. Om Martinus Nijhoff te parafraseren: als je een woord leest, staat er meer dan er staat. De essays zijn samengebracht in de bundel Woorden weven; betekenis en samenhang van woorden in Indo-Europees verband, welke binnenkort bij Eburon verschijnt.

Talen zoals Nederlands, Fries, Duits, Engels en Zweeds, allemaal Germaanse talen, zijn duidelijk met elkaar verwant. Hetzelfde geldt voor Frans, Italiaans en Spaans, Romaanse talen. Deze twee groepen zijn ook weer verwant als Indo-Europese talen. Het is spannend om de verschillen in spelling en vaak ook in betekenis onder één noemer te brengen, door de herkomst van allerlei woorden na te gaan. Aangezien in de meeste van de genoemde Germaanse talen veel woorden voor een begrip te herkennen zijn, vooral aan medeklinkers, vermoed je al dat de verschillende woorden zijn terug te voeren op een (gereconstrueerde) Germaanse en zelfs een Indo-Europese oervorm. Het kan daarbij zowel gaan over concrete als over abstracte begrippen. Vergelijkend onderzoek kun je niet alleen doen aan woorden voor concrete zaken zoals voorwerpen, planten en dieren, lichaamsdelen en bouwwerken, maar ook aan abstracte begrippen.

Neem het woord dijk, een opgeworpen wal om water te keren, of om een droog substraat te verkrijgen. In het Fries is het dyk, in het Engels dike (of dyke) , in het Duits Deich. Het Zweedse dike betekent echter sloot of greppel. En in het Engels wordt ook ditch = greppel voor dijk gebruikt. Nu blijkt dat ons woord dijk vroeger (als dijc of dic) tevens greppel of sloot betekende. De wal en de sloot worden dus met hetzelfde woord aangeduid. Dat is logisch want toen dijken nog werden opgeworpen door te scheppen, ontstond tegelijk een greppel. Verder blijkt dat er een oervorm ‘dhēigw-’ voor dijk is, die met graven en steken te maken heeft. Het Engelse to dig, graven, stamt daarvan af, maar ook het steekwapen degen.

Het begrip liefde (genegenheid, gehechtheid) is gecompliceerd. Love, met dezelfde betekenis, lijkt daar ook qua spelling op en gaat inderdaad op dezelfde oervorm terug: ‘leubh-’, dat staat voor begeren, beminnen. Nu doet het Engelse love ook denken aan loven en dat gaat inderdaad terug tot dezelfde oervorm. En met loven hangt weer beloven samen. In het Engels met promise en het Duits met versprechen gaat het in die talen vooral om toezeggen, terwijl een belofte en ook gelofte er bij ons bij zijn inbegrepen. Liefde tussen twee mensen die trouwen, beloven elkaar trouw, en daar zien we de samenhang. Dan is er nog het Zweedse kärlek (sjèrleek), waarin we het Franse chèr en het Latijnse caritas kunnen herkennen. Opnieuw nemen we een begrip ‘voor lief’, terwijl de betekenis niet zo vanzelfsprekend is en bovendien vroeger anders was. Dat geldt ook voor vrijheid, het niet onderworpen zijn. De afleiding is nogal onverwacht: er is een oervorm ‘prǝi-’ die in de eerste plaats geliefd, eigen, verzorgd betekent, maar ook vrij in de zin van onafhankelijk. Maar vrij en vrijen zijn ook weer verwant, terwijl ze beide met liefde te maken hebben; vrijheid in gebondenheid!

Door te zoeken naar de oorsprong van woorden kan je hun huidige betekenis beter begrijpen.