Op basis van een groot aantal nauwkeurig bemonsterde boringen wordt een revisie van de litho-stratigrafie van het Oligoceen (Rupelien) in Oost-Nederland (Achterhoek en Twente) gepresenteerd. Bestaande lithostratigrafische eenheden worden beter gedefiniëerd en met name in de onderste afzettingen van het Oligoceen worden nieuwe lithostratigrafische eenheden beschreven (de Formatie van Azelo, met de Afzetting van Goormeen, Afzetting van Ootmarsum en Afzetting van Groenlo; de Afzetting van Haaksbergen in de Formatie van Brinkheurne; de Formatie van Bredevoort). Voor enkele bestaande lithostratigrafische eenheden worden nieuwe stratotype- en/of referentiesecties gedefiniëerd. Naar aanleiding van dit nieuwe lithostratigrafische model van het Rupelien in Oost-Nederland wordt, gebaseerd op een aantal gedetailleerde profielopnamen in het Duitse Ruhrgebied, Belgisch/Nederlands Limburg en de Belgische Rupelstreek, een informeel voorstel gedaan voor lithostratigrafische correlaties tussen die gebieden.
Veel aandacht wordt besteed aan onderzoeksmethoden en –technieken. Grondboortechniek en monsterinterval worden uitvoerig beoordeeld op hun bruikbaarheid ten behoeve van een gedetailleerde lithostratigrafie op laagniveau. Ook geofysische boorgatmetingen worden op deze wijze beoordeeld. Beschikbare paleontologische en biostratigrafische gegevens worden in overzichten gepresenteerd. Het rendement van de diverse paleontologische onderzoeksmethoden ten opzichte van een gedetailleerd stratigrafisch model wordt met elkaar vergeleken.